Kim Putters als informateur om de formatie weer vlot te trekken
Behalve de BBB wil eigenlijk niemand regeren met de PVV. De Tweede Kamer heeft Kim Putters aangewezen als nieuwe informateur met de opdracht om uit te zoeken welke kabinetsvormen er voorhanden zijn die dit toch mogelijk maken. Na bij deskundigen het net te hebben opgehaald zal Putters vanaf deze week proberen de vastgelopen formatie weer vlot te trekken.
Het startpunt van de zoektocht is een minderheidskabinet (van PVV en BBB) met gedoogsteun van VVD en NSC. Anders dan een meerderheidskabinet kan zo’n kabinet niet rekenen op een gedetailleerd regeerakkoord waar partijen zich langdurig aan verbinden zodat het kabinet in alle rust het afgesproken beleid kan uitvoeren.
In tegendeel. Ons collectieve geheugen wordt gekleurd door de herinnering aan Rutte I, het minderheidskabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van PVV. Dit kabinet werd getekend door vele conflicten met gedoogpartij PVV en eindigde voortijdig toen Wilders zijn steun introk aan miljardenbezuinigingen. Een onaantrekkelijk perspectief.
Maar het kan ook anders. Er zijn meerdere voorbeelden van succesvolle alternatieve bestuursvormen, in landen om ons heen (bv Denemarken, Zwitserland) maar ook in eigen land, op gemeentelijk of provinciaal niveau (zoals tot 2023 in Limburg). Andersom is een meerderheidskabinet ook geen garantie voor succes. Tegenover de voordelen van stabiel bestuur staat de kritiek op de dichtgetimmerde regeerakkoorden van de meerderheidskabinetten Rutte 2-4 die oppositie buiten spel zetten en afbreuk deden aan de controlefunctie van de Tweede Kamer. Meerderheidskabinetten bovendien die ook voortijdig bleken te kunnen struikelen.
De simpele realiteit is dat in een gepolariseerde maatschappij met een versnipperde Tweede Kamer een gedetailleerd regeerakkoord niet langer haalbaar en nauwelijks meer uitvoerbaar is. Het “succesvolle” Deense model van minderheidskabinetten kenmerkt zich door een dun regeerakkoord op hoofdlijnen in combinatie met nauwe samenwerking met de oppositie en minder lange termijn plannen. Waarom zou een kabinet dat is gebaseerd op lossere afspraken, met ministers die op hun eigen terrein meer ruimte hebben eigen beleid te ontwikkelen en daar op eigen merites meerderheidssteun voor vinden geen beter alternatief zijn voor de uitdagingen waar ons land voor staat?
In de extraparlementaire variant wordt zo’n kabinet niet gevormd door coalitiepartijen, waarbij ministersposten worden verdeeld tussen hun leden, maar bestaat uit vakministers, niet noodzakelijk met binding met de politiek maar aangezocht – volgens het Zwitserse en Limburgse model door de meerderheid van het Parlement op voordracht van de vier grootste partijen- op hun specifieke kwaliteiten (zoals in Italië gebeurt met behulp van Draghi). Beleid van een dergelijk kabinet is wellicht minder gericht op de lange termijn, minder samenhangend en minder voorspelbaar, maar misschien wel uitermate geschikt voor het oplossen van de actuele uitdagingen, zoals stikstofreductie, landbouwvernieuwing, energietransitie, woningbouw, vluchtelingenopvang en -niet in de laatste plaats- staatsveiligheid. Dat zijn namelijk de uitdagingen waar ons land, ieder bedrijf en iedere (stemmende) burger, zich voor gesteld ziet en die schreeuwen om een oplossing.
Om die te vinden zijn expertise en pragmatisme nodig en is de ruimte voor politieke keuzes binnen de gegeven wettelijke en Europese kaders en een grimmig geopolitiek klimaat beperkt. Daarbij komt dat de verdeelde politieke partijen binnen die context hun handen vrijhouden voor nastreving van hun verkiezingsprogramma’s. De ultieme test van ons klassieke Nederlandse poldermodel, niet alleen tussen de politiek en relevante stakeholders, maar nu ook binnen het politieke systeem zelf. Het is in die zin interessant dat Nederland in de jaren ’00 met de politieke entree van Pim Fortuyn als een van de eerste landen binnen Europa te maken kreeg met een rechts-populistische politieke gamechanger. Een ontwikkeling die in de jaren erna ook in veel andere Europese landen realiteit werd. Ondanks dat hebben we het in Nederland lang kunnen redden met ‘traditionele’ partijen in de regering, waarbij de rechts-populistische partijen structureel in de oppositie zaten. Nu is het moment gekomen dat wij als Nederland over de grens moeten kijken naar andere landen, waar een grote rechts-populistische partij al veel langer een realiteit is die niet buiten een kabinet kon worden gehouden, en waar de noodzaak tot besturen en het maken van politieke keuzes minstens even groot is als bij ons. We kunnen en moeten daar als Nederland ook lessen uit trekken.
De grootste uitdaging voor Kim Putters is het gesprek met de fractievoorzitters te verleggen van politiek naar bestuur en het depolitiseren van beleidsonderwerpen. Voor ons allemaal is de uitdaging om duurzame relaties op te bouwen met de relevante stakeholders binnen een dergelijke lossere politiek-bestuurlijke structuur om impact te blijven maken op de relevante dossiers.