Een crisis als versneller van zinnige en innovatieve zorg
Een half jaar geleden trok een groot deel van Nederland zich voor onbepaalde tijd terug in zijn eigen huis. Voor de één was dat een prima werkplek, voor de ander was het thuis zitten omdat er geen werk meer was. Sommigen kregen nieuwe taken vanuit hun werk, weer anderen hadden thuis extra functies: extra zorg of thuisonderwijs.. Hoe moeilijk deze eerste crisisfase ook was, zo gauw je de beelden zag of verhalen las over die andere realiteit buitenshuis, de volle IC-afdelingen in de ziekenhuizen, dan was helder waar we dit voor deden.
Voor de gehele zorgsector werd de wereld anders. Juist mensen en organisaties in de zorg lieten zich van hun meest flexibele, wendbare kant zien met andere taken, verantwoordelijkheden en uitdagingen. Al snel was duidelijk dat het tekort aan personeel een bottleneck kon worden in deze crisis. Door snelle bijscholing en begeleiding konden geneeskundestudenten, mensen die de zorg verlaten hadden of met pensioen waren gegaan tijdelijk terugkeren en de zorgteams ondersteunen.
Maar er waren meer cruciale punten in de zorg: de afbouw van IC-bedden waar lang geleden toe was besloten, die nu hard nodig waren; de afhankelijkheid van het buitenland op het gebied van medicijnen, materialen en medische hulpmiddelen; GGD’en, die de verantwoordelijkheid kregen over testen en bron- en contactonderzoek op ongekend grote schaal en uitgestelde zorg die ook ernstige gevolgen met zich meebracht en brengt.
De zorg stond opeens in het middelpunt van de belangstelling. De maatschappelijke relevantie van het werken in de zorg is weer scherp op het netvlies: een baan waarin je écht het verschil voor iemand kunt maken. En de digitale transformatie waar door veel partijen lang aan getrokken was, kwam in een stroomversnelling: veel zorg kan op afstand en digitaal. Het logge digitale zorgapparaat bleek toch wendbaarder dan gedacht.
Afgelopen juni kwam de Sociaal Economische Raad met een rapport over de toekomstbestendigheid van de zorg. Een rapport dat al lang in de maak was, maar door de coronacrisis toch in een andere realiteit werd gepresenteerd. De raad kwam daarin met 4 hoofdconclusies:
• Blijvend onderhoud op de uitgavenbeheersing: blijven werken aan zinnige zorg
• Naar een integraal, samenhangend en ontkokerd preventiebeleid
• Kansen voor digitale transformatie benutten
• Naar een stabiele zorgarbeidsmarkt met meer ruimte voor de zorgprofessional
Deze conclusies zijn vanzelfsprekend een te korte samenvatting van een 240 pagina’s tellend rapport, maar het geeft wel een beeld waar de grootste uitdagingen liggen. En dit zijn dan ook geen nieuwe conclusies Wel heeft Covid-19 aangetoond hoe een virus onze maatschappij ongekend en vergaand heeft kunnen ontregelen. Deze crisis heeft vooral de zwakke plekken ’ dusdanig blootgelegd dat dit voor de samenleving nog zichtbaarder en voelbaarder is geworden. Toch zien we nu, ruim een half jaar na de start van deze crisis, dat het onderwerp van gesprek zich ook al verplaatst. Dat is fijn, omdat we niet terug willen naar de situatie zoals in maart en april, met beelden van volle IC’s, overuren draaiende zorgmedewerkers en snel stijgende getallen van besmettingen. De vraag is echter of de noodzaak om de nodige investeringen te doen en hervormingen door te voeren in ons zorgsysteem, ook nog gevoeld wordt in een moeilijk economisch klimaat.
Dat kun je gaan afwachten, maar wij zien ook steeds meer zorgorganisaties, ook in onze klantenkring, die het initiatief nemen. Die deze crisis aangrijpen om verandering te brengen in problemen die er soms al langer zijn. Ondernemingen in de zorg die met de wetenschap en data van nu de zorg versneld willen verder verbeteren en innoveren.